Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij noemde den [23]Naam des HEEREN, Die tot haar sprak: [24]Gij, God des aanziens! want zij zeide: [25]Heb ik ook hier gezien naar Dien, Die mij aanziet? 23. Hier wordt de voornoemde engel uitdrukkelijk JEHOVAH, de HEERE, genoemd. Verg. boven vs.7. 24. Dat is, die alle dingen ziet, en mij nu ook in deze mijn zware ellende ten goede aangezien hebt, mij op den rechten weg helpende en vertroostende. 25. Dat is, is het geen wonder, dat ik hier nu nog het licht aanschouw, en in het leven ben, nadat Hij mij verschenen is, die naar mij in dezen mijn bedrukten staat omgezien heeft? Zij meende dat zij sterven zou, omdat zij den Heere gezien had. Verg. onder hfdst.32 vs.30; Ex.24:11; Richt.13:22.